Instellingen voor opnamebron
De wijzigingen die u aanbrengt, hebben effect op alle toekomstige opnamen. Als u slechts één opnamesessie wilt configureren, zorg er dan voor dat u de oude instellingen herstelt voordat u met de volgende sessie begint.
De instellingen zijn ondergebracht in drie gedeeltes: Opnameapparaten, Scèneherkenning tijdens video-opname en Gegevenssnelheid.
Studio herkent de opnamehardware die u op uw systeem hebt geïnstalleerd, zowel voor video als voor audio. Als u meer dan één apparaat hebt in een van deze categorieën, selecteer dan het apparaat dat u voor de huidige opnamesessie wilt gebruiken.
Video: deze apparaten zijn zowel digitale apparatuur aangesloten via een IEEE-1394 kabel en diverse typen analoge videobronnen (Studio DC10plus, TV tunerkaart, op USB aangesloten camera, etc). Uw selectie bepaalt de beschikbaarheid van sommige andere Opnamebron instellingen en van veel instellingen op het tabblad Opnameformaat.
Audio: de keuzemogelijkheden voor audioapparatuur zijn afhankelijk van het geselecteerde opnameapparaat. Bij de meeste analoge apparaten kunt u bijvoorbeeld een willekeurige geluidskaart input kiezen; uw apparaatconfiguratie bepaalt welke input u moet gebruiken.
TV-standaard: kies de standaard die compatibel is met uw opnameapparaat en uw tv of videomonitor (NTSC of PAL). NTSC is de standaard tv-norm die in Noord-Amerika en Japan wordt gebruikt. PAL is de standaard die in de meeste andere gebieden wordt gebruikt. Bij sommige opnameapparaten is er nog een extra mogelijkheid: de SECAM standaard die in Rusland, Frankrijk en sommige andere landen wordt gebruikt. Als u uw Studio product in Europa hebt gekocht, dan is de instelling voor deze optie PAL.
Videorecorder ingang: Deze optie, beschikbaar bij sommige analoge opnameapparaten, is beschikbaar om te helpen omgaan met de video-instabiliteit die kan ontstaan bij gebruik van oude weergaveapparatuur – niet noodzakelijkerwijs maar vaak een videorecorder – of versleten videoband. Als deze optie is geactiveerd, is de opname toleranter in het geval van A/V-synchronisatieproblemen in het binnenkomende signaal.
Opnamevoorbeeld: deze optie bepaalt of de binnenkomende video tijdens de opname te zien is in de Player. Het genereren van de voorbeeldweergave legt een aanzienlijk beslag op de processor; voorbeeldweergave kan op sommige systemen leiden wegvallende beelden. Schakel deze optie alleen uit wanneer dergelijke problemen zich voordoen.
Hoogte-/Breedteverhouding (H-/B-verh.): in deze vervolgkeuzelijst geeft u aan of de videobron voor toekomstige analoge opnamen het normale formaat (4:3) of breedbeeldformaat (16:9) heeft.
Scèneherkenning tijdens video-opname
Het effect van deze opties voor scèneherkenning wordt hier beschreven. De daadwerkelijk beschikbare opties zijn afhankelijk van het gebruikte opnameapparaat: niet alle apparaten ondersteunen alle modi.
De eerste optie, “Automatisch gebaseerd op filmtijd en datum”, is alleen beschikbaar bij opnemen van een DV-bron.
Uw DV-camcorder neemt niet alleen beeld en geluid op, maar ook de tijd, datum en diverse belichtingsinstellingen van de camera (in de handleiding van uw camcorder vindt u meer details). Deze informatie wordt tijdcode genoemd en wordt samen met de video en audio overgedragen via de IEEE-1394-koppeling.
De standaardinstelling bepaalt dat Studio de tijdcode informatie gebruikt om vast te stellen wanneer de nieuwe scènes beginnen. Het programma gebruikt het eerste beeld van iedere nieuwe scène als pictogram in het Album.
Tijdcode werkt niet wanneer de band:
· één of meerdere lege (niet-opgenomen) secties bevat
· onleesbaar is door beschadiging of elektronische ruis
· is opgenomen zonder de tijd- en datuminstelling van de camcorder
· een kopie van een andere band is
· is opgenomen op een 8mm of Hi8 camcorder en wordt weergegeven op een Digital8 camcorder.
Met de laatste optie – “Geen automatische scèneherkenning” – wordt er telkens wanneer u op de [Spatiebalk] drukt een nieuwe scène gemaakt.