Video- en audio-instellingen
In de vijf delen van dit venster vindt u instellingen voor hardware en formaten met betrekking tot bewerken en voorbeelden.
Vanwege de centrale rol van de voorbeeldweergave tijdens interactieve videobewerking, biedt Studio een reeks instellingen die van invloed zijn op de werking van de voorbeeldweergave.
Voor voorbeeldweergave op een computermonitor, de standaard voorbeeldweergave, is een resolutie van een kwartframe waarschijnlijk goed genoeg. Als u een veeleisende toepassing voor de voorbeeldweergave hebt, met name als u een extern uitvoerapparaat voor de voorbeeldweergave gebruikt (door het te selecteren in het vervolgkeuzemenu Extern), plaats dan een vinkje bij Voorbeeld op volledige resolutie inschakelen. Op sommige machines zullen de prestaties hierbij zichtbaar achteruitgaan.
Hardwareacceleratie inschakelen profiteert van de geavanceerde mogelijkheden van uw grafische kaart (indien van toepassing). Plaats een vinkje bij deze optie, tenzij u weergaveproblemen tijdens de voorbeeldweergave opmerkt.
In de vervolgkeuzelijst Volledig schermvoorbeeld tonen kunt u aangeven hoe Studio de voorbeeldweergave aanbiedt als op de knop Volledig scherm op de Player klikt. De beschikbare opties in de lijst zijn afhankelijk van uw weergavehardware.
Op een systeem met één monitor maakt de voorbeeldweergave op het volledige scherm (afgezien van een externe voorbeeldweergave) uiteraard gebruik van hetzelfde scherm als dat de interface van Studio gebruikt. Dit is de optie Weergave op primaire VGA-monitor. In dit speciale geval begint de weergave op het volledige scherm vanaf de huidige positie als u op de knop Volledig scherm klikt en eindigt ofwel aan het einde van de film of wanneer u op de toets Esc drukt.
Als uw computersysteem over twee monitoren beschikt, dan wilt u het tweede scherm waarschijnlijk gebruiken voor voorbeeldweergave op volledig scherm. Studio staat dan volledig op uw hoofdmonitor. De weergave op de tweede monitor wordt volledig bestuurd via de knop Volledig scherm, onafhankelijk van het feit of uw film wordt afgespeeld of is onderbroken.
De eenvoudigste optie voor voorbeeldweergave op volledig scherm is Tweede VGA-monitor. In deze modus wordt voor de voorbeeldweergave een zo groot mogelijk gedeelte van de monitor gebruikt (zonder de hoogte-/breedteverhouding van de video te beïnvloeden). De voorbeeldweergave van de Player op de hoofdmonitor blijft leeg om rekenkracht te besparen. Als er een tweede monitor beschikbaar is, dan is dit de aanbevolen modus voor de meeste gebruikers.
De twee resterende opties zijn speciale modi waarmee weergave op het volledige scherm op de ene monitor plus een normale voorbeeldweergave binnen het venster van Studio mogelijk zijn. Deze opties kunt u alleen gebruiken als u een videokaart met twee uitgangen hebt van een de volgende typen:
· ATI Radeon 9600 (of beter) met versie 5.8 (minimum) van de Catalyst™ weergavedriver.
Om de extra voorbeeldmodi te gebruiken, dient u de tweede monitor te deactiveren in het dialoogvenster Eigenschappen voor Beeldscherm (of het controlecentrum van Catalyst) voordat u Studio start.
· nVidia GeForce Fx5xxx of beter of een gelijkwaardige kaart van de Quadro serie. De minimale driverversies zijn 81.85 (GeForce) en 81.64 (Quadro).
Voordat u Studio start, moet de tweede monitor zijn geactiveerd als een Windows bureaubladuitbreiding (niet in de modi Span of Clone).
Studio controleert bij het starten of aan de bovenstaande voorwaarden is voldaan. Als dit het geval is, zijn de resterende opties beschikbaar:
Secundaire VGA-monitor, kleine voorbeeldweergave op primaire VGA: deze optie gaat verder dan de andere modi voor volledig scherm door de monitorweergave opnieuw te configureren, zodat de configuratie precies overeenkomt met het formaat van de videospecificaties van het frameformaat en de refresh rate van uw project. Als uw projectformaat bijvoorbeeld 720×480 is met een NTSC refresh rate van 60 Hz, dan wordt de monitor is die modus gezet om een zo accuraat mogelijke voorbeeldweergave te garanderen. Tegelijkertijd wordt de gebruikelijke kleine voorbeeldweergave in de Player op de hoofdmonitor weergegeven.
Let op: Zelfs als u de correcte grafische kaart hebt, is het mogelijk dat het gewenste format nog steeds niet wordt ondersteund door een monitor. Als Studio dit merkt, schakelt het programma over naar de laatste voorbeeldmodus (volgende paragraaf). Als er instabiliteit in uw hardwareset-up optreedt, dan raden wij u sterk aan terug te keren naar een van de basismodi die hierboven worden beschreven.
Veilige modus secundaire VGA-monitor, kleine voorbeeldweergave: in deze modus past Studio het videoformaat van uw project zo goed mogelijk aan op de formaten die door de monitor worden ondersteund. Als het frameformaat 720×480 bijvoorbeeld niet beschikbaar is, dan stelt Studio de weergave in op 800×600 en wordt het beeld op de monitor gecentreerd. En als de monitor 50 Hz (PAL)-uitvoer voor een bepaald monitorformaat niet ondersteund, dan wordt er op 60 Hz overgeschakeld.
Microfoon: een vervolgkeuzelijst met opties voor het aansluiten van een microfoon op uw hardware.
Kanalen, Samplefrequentie: deze instellingen bepalen de audiokwaliteit. De bovenstaande instellingen zijn prima voor voice-overs.
Renderen is het proces waarbij video wordt gegenereerd v
oor materiaal waarin HFX overgangen, effecten of andere voor de computer veeleisende functies worden gebruikt. Totdat deze video is gerenderd, is de weergave ervan wellicht niet gelijkmatig en volledig gedetailleerd tijdens de voorbeeldweergave.
Studio voert de berekeningen op de achtergrond uit terwijl u werkt – de functie renderen op de achtergrond.
Renderen op de achtergrond inschakelen: verwijder het vinkje in dit vakje als u helemaal geen gebruik wilt maken van renderen op de achtergrond. U kunt doen op een tragere computer wanneer intensieve berekeningen ervoor zorgen dat de bewerkingen traag verlopen.
Codec automatisch instellen: laat Studio beslissen welke codec er wordt gebruikt voor het coderen van uw gerenderde video.
Deze codec gebruiken: als u weet dat uw project op DV-band komt te staan, kies dan DV als het formaat voor renderen op de achtergrond. Hierdoor kan de tijd voor het renderen van de uiteindelijke film worden verkort. Normaal gesproken kiest u MPEG als de codec voor het renderen voor films die op schijf komen te staan.
Een andere afweging speelt een rol als u van plan bent een voorbeeld van uw video op een extern apparaat te bekijken (alleen Studio Plus). In dergelijke gevallen moet u het projectformaat en de codec voor het renderen op de achtergrond instellen voor het apparaat dat u gebruikt. Als u bijvoorbeeld een voorbeeld bekijkt op een analoge monitor die op uw DV-camcorder is aangesloten, dan moet het renderen op de achtergrond in DV worden uitgevoerd.
Discrete 5.1 surround sound weergave inschakelen: plaats een vinkje in dit selectievakje als het audiosysteem op uw computer dat u voor Studio gebruikt ondersteuning voor discrete 5.1 audio biedt. Plaats geen vinkje als u voorbeeldweergave in surround-sound met een Pro Logic-compatibel systeem of in stereo beluistert.
CD-station (voor het rippen van audiobestanden)
Als u muziek van CD in uw project hebt gebruikt, dan zet Studio de audiogegevens digitaal over van de schijf naar de computer (“rippen”). Met behulp van de vervolgkeuzelijst selecteert u welk CD-station er voor het rippen wordt gebruikt (als u over meerdere stations beschikt).