Keyframing
De parameters voor Studio video-effecten worden normaal gesproken toegepast bij het eerste frame van de videoclip en blijven tot aan het einde ongewijzigd. Dit is het standaardgedrag van ieder effect dat u aan de clip toevoegt.
Gewoonlijk veranderen de parameterwaarden van een effect niet gedurende videoclip waarbij het effect hoort.
Keyframing – de mogelijkheid om parameterwaarden geleidelijk aan te passen binnen een videoclip – opent een brede reeks nieuwe mogelijkheden voor het gebruik van effecten in uw films.
Beschikbaarheid: de hier beschreven keyframing-functie is alleen beschikbaar in Studio Plus.
Iedere keyframe bevat een volledige set parameterwaarden voor het effect en geeft aan bij welk frame binnen de clip deze waarden volledig moeten worden toegepast.
Met keyframing kunnen nieuwe sets parameterwaarden net zo vaak als gewenst gedurende de gehele clip worden toegepast.
Tussen keyframes worden numerieke parameterwaarden automatisch van frame tot frame aangepast om de keyframe-waarden zo geleidelijk mogelijk te koppelen.
Een grafisch beeld van de keyframes in het bovenstaande voorbeeld. De waarden voor Zoom (Z), Horizontale positie (H) en Verticale positie (V) worden bepaald door keyframe 1 bij de start van de clip, bij keyframe 2 na ongeveer eenderde van de clip en bij keyframe 3 aan het einde. De waarden worden geleidelijk gewijzigd voor de tussenliggende frames.
De meeste effecten ondersteunen keyframing. Een aantal effecten biedt geen ondersteuning, ofwel vanwege het feit dat ze geen parameters hebben of omdat, zoals bij het effect Snelheid, keyframing geen nut heeft.
Bij ieder toegepast effect kan een clip theoretisch net zoveel keyframes als frames bevatten. In de praktijk hebt u er meestal maar een paar nodig.
Twee keyframes zijn genoeg om soepel over te schakelen tussen parameterwaarden van de ene instelling naar de andere gedurende de gehele clip.
Keyframing geeft u precieze controle over de manier waarop het effect op de clip wordt toegepast. Het is bijvoorbeeld heel eenvoudig om een effect te laten opkomen en verdwijnen.
Met een set van vier keyframes kunt u één of meerdere parameterwaarden laten opkomen bij de start van een clip en verdwijnen aan het einde van de clip.
Een andere manier om een diashow met Pan en Zoom te maken, is het toepassen van het effect pannen en zoomen op één stilstaand beeld. Twee keyframes met identieke parameters definiëren het begin en het einde van iedere weergave – zoveel als gewenst – binnen de presentatie.