Woordenlijst
De lijst met multimediaterminologie bevat computer- en videotermen. De belangrijkste termen worden hieronder gedefinieerd. Kruisverwijzingen worden aangeduid met het volgende symbool: &.
720p: Een high-definition (HD) videoformaat met een resolutie van 1280×720 en progressieve (non-interlaced) frames.
108i: Een high-definition (HD) videoformaat met een resolutie van 1440×1080 en interlaced frames.
ActiveMovie: Software-interface van Microsoft voor het bedienen van multimedia-apparatuur onder Windows. & DirectShow, DirectMedia
ADPCM: Afkorting van Adaptive Delta Pulse Code Modulation. Dit is een methode voor het opslaan van audio-informatie in een digitaal formaat en is een coderings- en compressiemethode zoals deze wordt gebruikt bij CD-I- en & CD-ROM-producties.
Adres: Alle geheugenposities in de computer zijn genummerd (geadresseerd.) Met behulp van deze adressen kan iedere geheugenplaats worden aangesproken. Enkele adressen zijn gereserveerd voor bepaalde hardwarecomponenten en mogen niet meer worden gebruikt. Wanneer twee componenten hetzelfde adres gebruiken, dan is er sprake van een adresconflict.
Afbeelding: Een beeld is een reproductie of een afbeelding van iets. Deze term wordt vaak voor gedigitaliseerde afbeeldingen gebruikt die uit pixels bestaan en op een computerscherm kunnen worden weergegeven en met software kunnen worden bewerkt.
Afgesloten GOP: & GOP
Afzonderlijk beeld: Een afzonderlijk beeld (& beeld) is onderdeel van een serie of sequentie. Wanneer deze serie met voldoende snelheid wordt bekeken, ontstaat een “bewegend beeld.
Aliasing: Onnauwkeurige weergave van een afbeelding door beperkingen in de weergavesnelheid. Aliasing treedt op in de vorm van een trapeffect bij rondingen en hoekige vormen.
Anti-aliasing: Een methode waarbij de hoekige randen van bitmap-afbeeldingen worden bijgewerkt. Dit wordt meestal bereikt door het bijwerken van de randen met pixels van dezelfde kleur tussen de rand en de achtergrond, waardoor de overgang minder duidelijk is. Een andere methode voor anti-aliasing houdt het gebruik van weergaveapparatuur met een hogere resolutie in.
AVI: Afkorting van Audio Video Interleaved, een formaat voor digitale video (en & Video voor Windows).
Basiskleuren: De kleuren die de basis vormen van het RGB-kleurenmodel: rood, groen en blauw. Het is mogelijk om de meeste andere kleuren met behulp van deze basiskleuren op een computerscherm weer te geven.
Batchopname: Het gaat hierbij om een geautomatiseerd proces waarbij voor lokalisering en heropname van bepaalde clips van een videoband een montagelijst voor de bewerking (& Beslissingslijst bewerken) wordt gemaakt en gebruikt. Doorgaans worden de betreffende clips daarbij met een – in vergelijking tot de ontstaanssnelheid van de oorspronkelijke clip – met een hogere gegevenssnelheid opgenomen..
Beeld: Een afzonderlijk beeld in een video- of animatiesequentie. Bij gebruik van NTSC- of PAL-resolutie bestaat één beeld uit twee halve beelden. & NTSC, PAL, beeld, resolutie
Beeldcompressie: Methode voor de beperking van de hoeveelheid gegevens die voor de opslag van een digitale afbeelding of video nodig zijn.
Beeldgrootte: De maximale grootte voor het weergeven van beelddata in een video of een bewegende sequentie. Wanneer een voor de sequentie bedoeld beeld de beeldgrootte overstijgt, moet het worden getrimd of geschaald om het passend te maken.
Beeldsnelheid: De beeldsnelheid of herhalingsfrequentie definieert hoeveel afzonderlijke beelden van een videosequentie er per seconde worden afgespeeld. De herhalingsfrequentie voor een &NTSC-video is 30 beelden per seconde. De
herhalingsfrequentie voor een &PAL-video is 25 beelden per seconde.
Beginmarkering/Eindmarkering: Bij videobewerking verwijzen deze markeringen naar de begin- en eindtijdcodes die het aantal clips aanduidt dat in een project wordt opgenomen.
Bestandsformaat: De organisatie van informatie binnen een computerbestand zoals van een beeldbewerkingsprogramma of een tekstverwerker. Het formaat van een bestand wordt gewoonlijk aangeduid door de “extensie” (zoals doc, avi of wmf).
Bijsnijden: Hierbij wordt bepaald welk deel van een afbeelding wordt weergegeven.
BIOS: Basic Input Output System. Aantal basale in- en uitvoeropdrachten die in een & ROM, PROM of EPROM zijn opgeslagen. Essentiële taak van de BIOS is het aansturen van de in- en uitvoer. Na de systeemstart voert de ROM-BIOS enkele tests uit & Installatie, & Parallelle poort, IRQ, I/O.
Bit: Binary Digit. Kleinste informatie-eenheid van een computer. Bits worden o.a. gebruikt voor het opslaan van kleurwaarden en pixels in een afbeelding. Hoe meer bits voor elke & pixel worden gebruikt, hoe groter het aantal beschikbare kleuren. Voorbeeld:
1-bit: elke pixel is of zwart of wit.
4-bit: 16 kleuren of grijstinten mogelijk.
8-bit: 256 kleuren of grijstinten mogelijk.
16-bit: 65.536 kleuren mogelijk.
24-bit: ongeveer 16,7 miljoen kleuren mogelijk.
Bitmap: Een beeld bestaat uit een verzameling beeldpunten of pixels die in regels worden geordend. & Pixel
Byte: Een byte is acht & bit. Met een enkele byte kan precies een teken (letter, cijfer, enzovoort) worden weergegeven (zoals een letter of getal).
CD-ROM: Massale opslag van digitale data, zoals digitale video. CD-rom’s kunnen alleen worden gelezen: & ROM is een afkorting voor Read-Only Memory.
Clip: In Studio, elk willekeurige mediatype dat op een de venster Film Storyboard of een tijdsspoor wordt geplaatst, waaronder videobeelden, bewerkte videoscènes, audiobestanden en schijfmenu’s.
Codec: Samentrekking van de twee woorden compressor/decompressor – een algortime dat beeldgegevens comprimeert (inpakt) en decomprimeert (uitpakt). Codecs kunnen in elke willekeurige software of hardware worden geïmplementeerd.
Complementaire kleuren: Complementaire kleuren zijn de tegenhanger van basiskleuren. Complementaire kleuren vormen samen namelijk de kleur wit. Voorbeeld: de complementaire kleuren van rood, groen en blauw zijn cyaan, magenta en geel.
COM-poort: Een seriële poort aan de achterkant van de computer voor het aansluiten van een modem, plotter, printer of een muis op het computersysteem.
Composite: Composite of samengestelde videosignalen bevatten een gescheiden luminantie- en chrominantiedeel; & VHS en 8 mm zijn videoformaten die in staat zijn samengestelde videosignalen op te nemen en weer te geven.
Compressie: Methode voor het verkleinen van bestanden op een gegevensdrager. Er zijn twee soorten compressie: de ene met en de andere zonder verlies. Bestanden die met de methode zonder verlies worden gecomprimeerd, kunnen zonder dat het origineel wordt veranderd, weer worden hersteld. Bij de methode met verlies, worden tijdens de compressie data afgewezen, waardoor het bestand, nadat het opnieuw is geopend, er iets anders uitziet.
DCT: Afkorting van Diskrete Cosinus Transformation. Onderdeel van de &JPEG-beelddatacompressie: de informatie over helderheid en kleur worden opgeslagen als frequentiecoëfficiënt.
Decibel (dB): Een meeteenheid voor geluidsvolume. Een stijging van 3 dB verdubbelt het volume.
Digital8: Digitaal videobandformaat dat &DV-gecodeeerde video- en audiogegevens op &Hi8-banden opneemt. Momenteel zijn alleen Digital8-camcorders/ videorecorders van Sony in staat Hi8- en 8 mm-cassettes af te spelen.
Digitale video: Bij een digitale video wordt de informatie – anders dan bij analoge opslagmedia zoals een videorecorder – als &bitsgewijs geordende informatie in een bestand opgeslagen.
DirectMedia: Systeemuitbreiding van Microsoft voor multimediatoepassingen onder Windows. & ActiveMovie.
DirectShow: Systeemuitbreiding van Microsoft voor multimediatoepassingen onder Windows. & ActiveMovie.
DirectX: Een verzameling van diverse door Microsoft voor Windows 95 ontwikkelde systeemuitbreidingen om video- en gameversnelling mogelijk te maken.
Dithering: Door het gebruik van kleurpatronen wordt het aantal kleuren voor het oog kunstmatig vergroot.
DMA: Afkorting voor Direct Memory Access.
DV: Digitaal videobandformaat voor het opnemen van digitaal audio- en videomateriaal op met metaal opgedampte ¼-inch banden. Mini DV-banden kunnen maximaal 60 minuten video, standaard DV-banden maximaal 270 minuten video opnemen.
ECP: “Enhanced Compatible Port”. Afkorting van Enhanced Compatible Port. Maakt een versnelde bi-directionele datantransfer mogelijk via de ¶llelle interface; enige datacompressie is mogelijk. & EPP
EPP: Afkorting van Enhanced Compatible Port. Maakt een versnelde bi-directionele gegevensoverdracht via de & parallelle interface mogelijk; aanbevolen voor miroSTUDIO PM10. & ECP
EPROM: Afkorting voor Erasable Progammable Read Only Memory. Geheugenchip die na programmering de data zonder stroomvoorziening vasthoudt. De geheugeninhoud kan met UV-licht worden gewist en opnieuw geschreven.
Fade-effect vanuit/naar zwart: Digitaal fade-effect aan het begin van de clip vanuit zwart en aan het eind van de clip naar zwart.
Filter: Algoritme, dat de pixelwaarden voor het maken van speciale effecten bewerkt.
FireWire: Merkaanduiding van het seriële dataprotocol &IEEE-1394 van Apple.
Frequentie: Aantal periodiek terugkerende slagen (b.v. geluidschommelingen, beelden, wisselspanning) per tijdseenheid, meestal per seconde (Hertz).
Gegevenssnelheid: Hoeveelheid gegevens per seconde. Bijvoorbeeld de hoeveelheid gegevens die een massageheugen (harde schijf of CD-rom) per seconde kan opslaan/weergeven of de hoeveelheid gegevens van een digitale videosequentie per seconde.
GOP: Bij de & MPEG-verwerking wordt de datastroom eerst in gebieden van steeds meerdere afzonderlijke beelden ingedeeld, zogenaamde GOP’s (Group of Pictures (= groepen beelden). In een GOP komen drie soorten beelden (= frames) voor: I-frames, P-frames en B-frames.
GOP-lengte: De GOP-lengte geeft aan hoeveel I-, B- of P-frames (beelden) er in een & GOP aanwezig zijn. Gebruikelijke lengten zijn b.v. een GOP-lengte van 9 of 12.
Half beeld: Een & beeld van een videobeeld bestaat uit horizontale regels en wordt in twee halve beelden verdeeld. De oneven regels in het beeld vormen de halve beeld 1 en de even regels vormen de andere halve beeld 2.
Hardware-CODEC: Compressiemethode voor het maken van gecomprimeerde digitale videofrequenties, die voor de opname/weergave speciale extra hardware nodig hebben en daarmee een hogere beeldkwaliteit dan software-CODEC’s mogelijk maken. & Codec, Software-CODEC
HD: High Definition video. De meeste HD-formaten hebben een resolutie van ofwel 1920×1080 ofwel 1280×720. Er bestaat een substantieel verschil tussen de 1080 en 720 standaarden het grotere type gebruikt 2,25 pixels meer per frame. Dit verschil zorgt ervoor dat de systeemeisen voor het verwerken van 1080 content voor wat betreft codeertijd, decodeersnelheid en opslag aanzienlijk stijgen. De 720 formaten zijn allemaal progressief. Het 1080 formaat is een combinatie van progressieve en interlaced frametypen. Computers en monitoren zijn inherent progressief, terwijl televisie-uitzendingen zijn gebaseerd op interlaced technieken en standaarden. Bij HD terminologie wordt progressief aangeduid met de “p” en interlaced met de letter “i”.
HDV: Een formaat voor opname en weergave van high-definition video op een DV-cassetteband. Vastgelegd als het “HDV” formaat. In plaats van de “DV” codec maakt HDV gebruik van MPEG-2 . Er zijn twee varianten van HDV: HDV1 en HDV2. HDV1 is 1280×720 resolutie met progressieve frames (720p). HDe MPEG transportstream bedraagt 19,7 Mbps/s. HDV2 is 1440×1080 resolutie met interlaced frames (1080i). De MPEG transportstream bedraagt 25 Mbps/s.
Helderheid: Ook wel aangeduid met luminantie. Geeft de helderheid van een video aan.
Hi8: Verbeterde & Video8-waarbij video’s in & S-Video-formaat op metaalbedampte banden met metalen deeltjes kunnen worden opgenomen. Op basis van de grotere luminantieresolutie en bandbreedte hebben deze opnamen in verhouding tot Video8 een grotere beeldscherpte.
HiColor: Bij beelden betekent dit meestal een 16-bits (5-6-5-)beeldtype dat maximaal 65.536 kleuren kan bevatten. TGA-bestandsformaten ondersteunen dit soort beelden. Bij andere bestandsformaten is vaak eerst een conversie van het HiColor-beeld nodig naar een & waar kleurenbeeld. Bij beeldschermen betekent HiColor meestal 15-bits-(5-5-5-) beeldschermadapter, waarmee maximaal 32.768 kleuren kunnen worden getoond. & Bit
Hoogte-/breedteverhouding: De hoogte-/breedteverhouding is de breedte en de hoogte in een afbeelding of grafiek. Wanneer de hoogte-/breedteverhouding wordt gefixeerd, zal bij een wijziging van de ene waarde ook automatisch de andere worden aangepast.
Huffman-codering: Onderdeel van de & JPEG-beelddatacompressie. Aan vaak optredende waarden wordt een korte, aan zelden optredende waarden wordt een lange code toegewezen.
I/O: Afkorting van Input/Output (= ingang/uitgang)
IDE: Afkorting van Integrated Device Electronics, een interface voor harde schijven die alle voor het station benodigde stuurelementen op het station zelf ter beschikking stelt. Door deze technologie wordt de conventionele adapter die het station met de uitbreidingsbus verbindt, overbodig.
IEEE-1394: Door Apple Computers ontwikkeld en onder de naam FireWire op de markt gebracht serieel protocol voor dataoverdracht met een gegevenssnelheid tot 400 Mbit per seconde. De firma Sony biedt een gemakkelijk te modificeren versie aan voor de overdracht van DV-signalen, die met i.LINK wordt aangeduid en overdrachtsnelheden tot 100 Mbit per seconde mogelijk maakt.
Interface: Elektrisch overdrachtspunt voor het aanpassen van audio,- video of besturingsgegevens tussen twee apparaten. & seriële interface, & parallelle interface
Interlaced: De schermvernieuwingsmethode die door televisiesystemen wordt gebruikt. Het & PAL-systeem bestaat uit twee halve beelden (& frames) van ieder 312½ regels. Het & NTSC-systeem bestaat uit twee halve beelden van elk 242½ regels. De beelden worden alternerend weergegeven om een samengevoegd beeld te kunnen weergeven.
Interleave: Een indeling van audio en video voor de verbe
tering van een soepelere weergave en synchronisatie of comprimering. Het standaard & AVI-formaat houdt steeds dezelfde afstand bij audio en video.
IRQ: Interrupt Request. Onderbreking van een lopend proces van de computer, zodat beheer- of achtergrondtaken kunnen worden uitgevoerd. Interrupts kunnen zowel door de hardware (zoals toetsenbord en muis) als door software worden opgevraagd.
JPEG: Afkorting van Joint Photographic Experts Group. Heeft betrekking op een compressiemethode voor het comprimeren van digitale videobeelden op basis van de discrete cosinus-transformatie & DCT.
Kanaal: Classificatie van informatie in een bestand teneinde een bepaald aspect uit een heel bestand af te zonderen. Zo gebruiken kleurenbeelden bijvoorbeeld verschillende kanalen om de kleurcomponenten van het beeld te classificeren. Stereo-audiobestanden gebruiken kanalen om de klank voor de rechter en de linker luidsprekerbox te identificeren. Videobestanden gebruiken een combinatie van de kanalen voor beeld- en audiobestanden.
KByte (ook KB): Een KByte (kilobyte) komt overeen met 1024 & byte. “K” (Kilo) komt in principe overeen met het getal “1024” (210), en niet 1000 zoals in het metrische systeem.
Key color: Een kleur die transparant wordt gemaakt waardoor er een achtergrondbeeld doorheen kan schijnen. Het meest gebruikt voor een overlay van een videosequentie met een andere; daardoor schijnt de er onder liggende video op alle plaatsen er doorheen, waar de Key color optreedt.
Key frames: Bij sommige compressiemethoden, zoals & MPEG wordt de videodata van bepaalde beelden – de key frames – volledig in het gecomprimeerde bestand opgeslagen, terwijl alle tussenliggende beelden alleen gedeeltelijk worden opgeslagen. In geval van een decomprimering reconstrueren deze beelden zichzelf met behulp van gegevens uit de key frames.
Klembord: Een tijdelijke geheugenfunctie waar alle Windows-programma’s toegang toe hebben om data gedurende het knippen, kopiëren en plakken vast te houden. Bij het opnemen van nieuwe data op het klembord gaan de oude meteen verloren.
Kleurendiepte: Aantal bits die de kleurengegevens voor elke pixel leveren. 1- bit kleurdiepte staat voor 21=2 kleuren (zwart en wit), 8-bit kleurdiepte staat voor een kleurenpalet van 28=256 kleuren. Bij 24-bit kleurdiepte omvat het kleurenpalet 16.777.216 (=224) kleuren.
Kleurmodel: Een model voor de mathematische beschrijving en definitie van kleuren en hun onderlinge relatie. Ieder kleurmodel heeft een bepaald doel. De twee meest gangbare modellen zijn & RGB en & YUV.
Kleurverzadiging: De intensiteit van een kleur.
Kwantisering: Onderdeel van de &JPEG-beelddatacompressie. Essentiële beelddelen worden exact, maar voor het menselijke oog minder wezenlijke informatie wordt minder exact weergegeven.
Laser disk: Een medium waarop analoge videobeelden worden opgeslagen. Informatie op laser disks kan niet worden gewijzigd.
LPT: & Parallelle interface
Luminantie: & Helderheid
M1V: (extensie voor) een MPEG-bestand dat uitsluitend videodata bevat. & MPA, MPEG, MPG
MByte (ook MB): Eén MByte (Megabyte) is 1024 & KByte of ook wel 1024 x 1024 Bytes.
MCI: Afkorting voor Media Control Interface. Een programma-interface ontworpen door Microsoft waarmee audio- en videodata kan worden opgenomen en afgespeeld. Deze interface wordt ook gebruikt om een computer aan te sluiten op een externe videobron, zoals een videorecorder of een laser disk.
Modulatie: Methode voor de overdracht van elektrische informatie.
Montagelijst: Een lijst met clips en effecten in een bepaalde volgorde, die op de uitvoerband of het AVI-bestand wordt opgenomen. Studio maakt het mogelijk een eigen montagelijst samen te stellen en te bewerken. Dit kan door middel van toevoegen, wissen of opnieuw sorteren van clips en effecten op het storyboard- of tijdlijnaanzicht van het filmvenster worden bereikt.
Motion-JPEG (M-JPEG): Een & Video for Windows-formaat van Microsoft voor de codering van videosequenties. & JPEG-compressie wordt gebruikt om elk beeld afzonderlijk te comprimeren.
MPA: (extensie voor) een MPEG-bestand waarin uitsluitend audiodata zijn opgeslagen. & M1V, MPEG, MPG
MPEG: Afkorting van Motion Pictures Experts Group. Standaard voor compressie van digitale bewegende beelden. In vergelijking met M-JPEG biedt deze methode een datareductie van tussen de 75 en 80 % zonder dat er sprake is van waarneembaar beeldverlies.
MPG: (extensie voor) ee
n MPEG-bestand waarin zowel video- als audiodata zijn opgeslagen. & M1V, MPEG, MPA
MPV: (extensie voor) een MPEG-bestand dat uitsluitend videodata bevat. & MPA, MPEG, MPG
Non-interlaced: De methode van beeldopbouw: non-interlaced (progressief) betekent de volledige beeldmethode waarbij een beeld compleet, d.w.z. zonder regelsprongen wordt gemaakt. Bij de non-interlaced methode (computermonitor) flikkert een beeld duidelijk minder dan bij een interlaced opgebouwd beeld (televisie).
NTSC: Afkorting van National Television Standards Committee; eveneens een tv-norm, die in 1953 door een commitee werd vastgelegd op 525 lijnen en 60 halve beelden per seconde. De NTSC-norm wordt in Noord- en Midden-Amerika, Japan en in enkele andere landen gebruikt. & PAL, SECAM
Oplossing: Een digitaal effect, waarbij langzaam van de ene videosequentie naar de andere wordt overgegaan.
Overdrachtssnelheid: De meeteenheid voor de snelheid waarmee gegevens tussen het opslagapparaat (zoals & CD-ROM of harde schijf) en het afspeelapparaat (zoals monitor of & MCI-apparaat) worden uitgewisseld. Afhankelijk van de gebruikte apparatuur bieden sommige transfer rates een betere performance dan andere.
Overgang: Visuele koppeling tussen op elkaar volgende videoclips, van een gewone “cut” tot een mooi geanimeerd effect. De normale overgangen zoals cuts, fades, vloeiende overgangen, vegen en slides behoren tot de visuele taal van film en video. Hiermee kan een sprong in de tijd worden gemaakt of een ander standpunt worden weergegeven.
PAL: Afkorting van Phase Alternation Line. In Duitsland ontwikkelde norm voor kleurentelevisie, die werkt met 625 lijnen en 50 halve beelden per seconde. De belangrijkste tv-standaard in Europa. & NTSC, SECAM
Parallelle interface: Via de parallelle interface worden data via een 8-bits datakabel overgedragen. Dat betekent dat 8 & bit (1 & byte) tegelijkertijd kunnen worden getransporteerd. Deze manier van overdracht is duidelijk sneller dan via de seriële interface, maar deze manier van overdracht is wel storinggevoelig over grote afstanden. Parallelle interfaces worden aangeduid met LPT en een cijfer (b.v. LPT1). & Seriële interface
Pixel: Pixels zijn de kleinste elementen, waaruit een beeld op de monitor wordt opgebouwd. Afkorting van picture element (= beeldpunt).
QSIF: Afkorting van Quarter Standard Image Format. Een MPEG-1-formaat met een resolutie van 176 x 144 onder PAL en 176 x 120 onder NTSC. & MPEG, SIF
Raster: Het beeldschermgebied dat door een elektronenstraal in de vorm van horizontale lijnen van linksboven naar rechtsonder wordt afgetast (gezien vanuit de toeschouwer).
Redundantie: Dit beeldkenmerk wordt gebruikt door compressiealgoritmen. Redundante (overbodige) informatie kan bij de beelddatacompressie worden verwijderd en bij de decompressie zonder weglatingen weer worden gereconstrueerd.
Resolutie: Het aantal beeldpunten dat horizontaal en verticaal op de monitor kan worden weergegeven. Hoe hoger de resolutie, des te meer details kunnen worden weergegeven. & Pixel
RGB: Afkorting voor Rood, Groen, Blauw, de basiskleuren van de additieve kleurmenging. Duidt op een o.a. in de computertechniek gebruikte methode, beeldinformatie gescheiden naar de drie basiskleuren over te dragen.
ROM: Afkorting van Read Only Memory. Geheugenchip die na eenmaal geprogrammeerd te zijn, data behoudt zonder stroomvoorziening. & EPROM
Run Length Encoding (RLE): Een techniek die onderdeel is van een groot aantal beeldcompressiemethoden, waaronder & JPEG. Op elkaar volgende nulwaarden w niet afzonderlijk maar met een teller opgeslagen, die aangeeft hoe vaak er nulwaarden achter elkaar voorkomen– de lengte van een “run”.
Schalen: Aanpassen aan de gewenste beeldgrootte.
SCSI: Afkorting van Small Computers System Interface. SCSI wordt vanwege de daarmee gepaard gaande hoge gegevenssnelheid bij krachtige pc’s als interface voor de harde schijf gebruikt. Er kunnen maximaal acht SCSI-apparaten gelijktijdig op één computer worden aangesloten.
SECAM: Afkorting van Sequential Couleur à Mémoire. In Frankrijk en Oost-Europa op basis van het PAL-systeem ontwikkelde norm voor kleurentelevisie met 625 lijnen en 50 halve beelden per seconde. & NTSC, PAL
Seriële interface : Via de seriële interface worden data via een &1-bits datakabel overgedragen. Daardoor is deze soort overdracht duidelijk langzamer dan via de parallelle interface. Hierbij kunnen namelijk meerdere bits tegelijkertijd worden getransporteerd. Seriële interfaces worden aangeduid met “COMn”, waarbij n voor een getal staat (bijvoorbeeld “COM2”). & Parallelle interface
SIF: Standard Image Format. & MPEG I-formaat dat de resolutie beschrijft die onder PAL 352 x 288 bedraagt en onder NTSC 352 x 240. & MPEG, QSIF
Software-CODEC: Compressiemethode voor het
maken van gecomprimeerde digitale videosequenties die zonder extra hardware door pc’s kunnen worden afgespeeld. De kwaliteit van deze sequenties is sterk afhankelijk van de prestatie van het gehele systeem. & Codec, Hardware-CODEC
Still-video: Methode voor het maken van stilstaande beelden (resp. “Bevroren beelden”) uit videoclips.
Stuurprogramma: Een bestand met informatie voor de besturing van randapparatuur. Het stuurprogramma voor de video-opname bestuurt bijvoorbeeld een video-opnamekaart.
S-VHS: Verbeterde VHS-versie op basis van de S-videonorm alsmede banden met metalen deeltjes met een hogere luminantieresolutie en – in verhouding tot VHS – een verbeterde beeldscherpte. & VHS, S-Video
S-Video: Met S-video (Y/C)-signalen wordt de informatie over helderheid (Luminantie of “Y”) en de kleur (Chrominantie of “C”) gescheiden via meerdere kabels getransporteerd, waarmee een modulatie en demodulatie van de betreffende video, alsmede een daaruit resulterende slechte beeldkwaliteit kan worden voorkomen.
Tijdcode: De tijdcode identificeert de actuele positie van een beeld binnen een videosequentie in relatie tot het startpunt – doorgaans het begin van een clip, waarbij de tijdcode meestal in de vorm [uren: minuten: seconden: beelden] wordt getoond (voorbeeld: 01:22:13:21). In tegenstelling tot een klassieke bandteller, die naar nul of ieder ander punt van de band kan worden teruggezet, gaat het bij de tijdcode om een elektronisch en permanent signaal dat op de videoband wordt geschreven.
Twain-stuurprogramma: TWAIN definieert een gestandaardiseerde software-interface voor communicatie tussen grafische resp. opnameprogramma’s en apparaten die beeldinformatie beschikbaar stellen. Wanneer het Twain-stuurprogramma is geïnstalleerd, kunnen via de opnamefunctie van het betreffende programma beelden rechtstreeks vanaf de videobron in het grafische programma worden opgenomen. Het Twain-stuurprogramma ondersteunt alleen 32-bits programma’s en neemt beelden in 24-bit modus op.
VCR: Afkorting voor Videocassette Recorder.
VHS: Afkorting van Video Home System – populaire videostandaard voor videorecorders voor thuisgebruik. Voor de opname en het afspelen wordt gebruik gemaakt van 1/2″ magneetband. Het gebruikte composite-signaal brengt informatie over helderheid en kleur samen in één signaal.
Video8: Videosysteem dat 8 mm band gebruikt. Video 8 recorders produceren een samengesteld signaal.
Video CD: CD-romstandaard met & MPEG-gecomprimeerde video’s.
Video for Windows: Met Video for Windows, een systeemuitbreiding van Microsoft Windows, is het mogelijk geworden digitale videosequenties op te nemen, deze op te slaan en weer af te spelen.
Videoaftastsnelheid: Frequentie waarmee het videosignaal wordt afgetast om de beeldpunten weer terug te krijgen. Een hogere videoaftastsnelheid heeft een hogere beeldkwaliteit en een hogere mate aan vervormingsvrijheid tot gevolg.
Video-Decoder: Zet digitale informatie om in analoge signalen.
Video-Encoder: Zet analoge signalen om in digitale informatie.
VISCA: Protocol dat voor bepaalde apparatuur wordt gebruikt om externe videobronnen van computers te besturen.
Waar kleurenbeeld: De naam geeft aan dat het om een beeld gaat met voldoende kleurenresolutie om het “levensecht” te laten lijken. In de praktijk verwijst een waar kleurenbeeld naar een 24-bit RGB-kleur. Hierbij zijn ongeveer 16,7 miljoen combinaties van de basiskleuren rood, groen en blauw mogelijk. & Bit, HiColor
WAV: (extensie voor) een populair opslagformaat door gedigitaliseerde audiosignalen.
Witbalans: In een elektronische camera worden de versterkers van de kleurkanalen rood, groen en blauw zodanig aan elkaar aangepast dat de witte beeldgedeelten van een scène zonder kleurnuance worden weergegeven.
Y/C: Aanduiding van een 2-componentensignaal: Y = Helderheidsinformatie, YUV: Kleurenmodel, waarin Y de helderheidsinformatie en U en V de kleurinformatie leveren.
Zwarte band: Methode van bandvoorbereiding voor insertmontage, waarbij op de hele videoband zwart wordt opgenomen en waarmee een doorlopend stuurspoor wordt aangelegd. Wanneer het opnameapparaat de tijdcode ondersteunt, wordt tegelijkertijd een doorlopende tijdcode opgenomen (ook wel aangeduid als striping).
C = Kleureninformatie.